Acute effecten van postabsorptieve en postprandiale fysieke activiteit

Fysieke activiteit uitgevoerd in de postprandiale toestand heeft het vermogen om postprandiale glycemie acuut af te remmen, zelfs als gevolg van zeer lichte of kleine hoeveelheden postprandiale fysieke activiteit. Postprandiale fysieke activiteit vermindert postprandiale glycemie effectiever dan activiteit die wordt uitgevoerd in de post-absorptieve toestand. Studies die postprandiale en postabsorptieve fysieke activiteit vergelijken, hebben echter glykemische resultaten gemeten in slechts korte tijdsperioden (uren) of hebben een zeer grote dosis fysieke activiteit gebruikt.

Lichamelijke activiteit kan een acute toename van markers van systemische ontsteking met zich meebrengen. Eerdere studies hebben ook aangetoond dat systemische ontsteking toeneemt tijdens glycemische pieken, zoals na een hoge koolhydraatbelasting. Daarom is het effect van postprandiale fysieke activiteit moeilijk te voorspellen. Aan de ene kant zou het markers van systemische ontsteking kunnen verhogen. Aan de andere kant zou het de systemische ontsteking kunnen verminderen als gevolg van een afstompend effect op postprandiale glycemie. Het effect van fysieke activiteit na inname van koolhydraten kan daarom ook verschillen van fysieke activiteit na opname.

Doel van het onderzoek: I) De onderzoekers stelden de hypothese op dat lichte fysieke activiteit uitgevoerd in de postprandiale toestand de bloedglucose verlaagt in een dag- en nachtcyclus in vergelijking met dezelfde activiteit uitgevoerd in de post-absorptieve toestand en een controledag. II) Om te testen of post-absorptieve en postprandiale lichte lichamelijke activiteit een verschillend effect hebben op markers van systemische ontsteking.

12 deelnemers gediagnosticeerd met hyperglycemie maar niet op hypoglycemische medicatie namen deel aan een gerandomiseerde cross-over trial met 3 testdagen. Een controledag zonder fysieke activiteit, en twee dagen die vergelijkbaar zijn met de controledag, behalve dat de ene een uur lang op de loopband liep voorafgaand aan het ontbijt en de andere een soortgelijke oefening na het ontbijt. Continue glucosemonitoring werd uitgevoerd vanaf het begin van de training / het ontbijt tot de volgende ochtend (minstens 22 uur). Veneus bloed werd ook op bepaalde tijdstippen bemonsterd (vóór inspanning / voor het ontbijt en 1,5, 2,5, 3,5 en 24 uur na het ontbijt. De inname via de voeding werd voorafgaand aan en tijdens de testdagen individueel gestandaardiseerd.